Posted in June 2010
Waterveiligheid als grondrecht
Prof. Theo Toonen
Het nieuw te vormen kabinet gaat bezuinigen op het overheidsapparaat, zoveel is zeker. Helaas spreekt uit de reeks heroverwegingsrapporten een alarmerend gebrek aan intellectuele diepgang. Op geen enkele manier gaan de rapporten over productiviteit en maatschappelijke efficiëntie in de publieke sector. Noch over de maatschappelijke ‘kosteneffectiviteit’ van maatregelen of van een andere manier van werken. De boventoon voert de administratieve – bureaucratische – vraag naar kostenreductie.
Het meeste bespaar je door taken af te stoten. Meer nog door de overheid op te heffen. Hetzelfde geldt trouwens voor de markt. Nog een stapje verder en je geeft Nederland terug aan de zee. Lekker goedkoop. Een efficiencymaatregel die voldoende besparingen oplevert om de verhuiskosten te bekostigen van een massamigratie naar hoger gelegen delen van Europa. Een extreem idee?
De opheffing van het waterschap als eigenstandige overheid is door zijn institutionele concurrenten tot doelmatigheidsmaatregel nummer één verheven. Er is zelfs brede steun voor in de Tweede Kamer. Provincies, gemeenten en (in stilte) Rijkswaterstaat zien in de crisis een kans. Het waterschap als bestuurlijke lastpost – als onafhankelijke klokkenluider voor onze waterveiligheid – kan ten langen leste de nek om worden gedraaid. In het voorbijgaan kan een vrijkomend belastinggebied worden ingepikt.
De kabelnetwerkbedrijven en energiebedrijven van gemeenten en provincies zijn onlangs met winst verkocht. Hier dient zich een nieuwe prooi aan.
Het opheffen van waterschappen is geen doelmatigheidsmaatregel. Het is een bestuurlijke systeemingreep. Provincies willen waterschappen niet opheffen. Zij willen zich het instituut toe-eigenen door er een watercorporatie van te maken. Net als met woningnood valt met waterveiligheid momenteel politieke winst te behalen. Ook gemeenten willen waterschappen helemaal niet kwijt. Zij zullen er een gemeenschappelijke regeling van moeten maken. Op zijn best komt er dan een veiligheidsregio bij, georganiseerd rond stroomgebieden en dijkringen. Waarschijnlijker is de totstandkoming van een onzichtbare, op afstand geplaatste en extern nauwelijks meer te controleren uitvoeringsdienst voor regionaal waterbeheer. En Rijkswaterstaat? Dat is al gewend aan een nationale politiek die geen oog heeft voor het langetermijnbelang van strategisch beheer en onderhoud van grootschalige infrastructuur. ‘Waterstaat’ kan wel wat geld gebruiken voor het achterstallige onderhoud van zijn areaal in de ‘droge sector’.
Waterbeheer is altijd een politieke strijd geweest. Een strijd om de macht over het water. Waterschappen zitten vol met technici, ingenieurs en juristen. Zij communiceren over hun technische prestaties. Niet over de fundamentele waarden en maatschappelijke belangen waar zij voor staan. Onbedoeld bevestigen ze daarmee telkens het beeld een uitvoerende dienst te zijn. In ons staatrechtelijke systeem hebben Rijk, provincies en gemeenten het recht en de taak – omwille van de doelmatigheid – alles tegen elkaar af te wegen. Kannonen tegen boter, werk tegen inkomen. Maar niet tegen waterveiligheid. Want dan houdt Nederland op te bestaan. Vanuit systeemperspectief zijn de waterschappen constitutioneel verankerde buffers tegen bureaucratische doelmatigheid en politiek winstbejag. Zij zijn het geïnstitutionaliseerde grondrecht op waterveiligheid in Nederland.
Na een grondige analyse van de systeemcrisis in het bancaire stelsel concludeerde de WRR onlangs: ‘Dunne buffers zijn goed voor de winstgevendheid, maar gevaarlijk voor het voortbestaan’. Zo is het maar net.
Prof. Theo Toonen is decaan van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft
Deze column is gepubliceerd in het juni 2010-nummer van TBM Quarterly
van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft
WaterPACT wordt in de komende 40 jaar een belangrijk vakgebied
Dr.ir. Peter-Jules van Overloop
‘Het Nederlandse waterbeheer is duidelijk en democratisch. Dit is terug te voeren op onze watergeschiedenis. Polderschappen zijn ooit ontstaan omdat water een gemeenschappelijke bedreiging vormde voor de bewoners en gebruikers van een polder. Er moest allereerst worden samengewerkt om dijken te bouwen en te onderhouden. Voor de veiligheid moesten de peilen in de sloten laag genoeg worden gehouden, maar er diende ook voldoende water beschikbaar te zijn voor landbouw. Boten moesten goederen kunnen vervoeren met voldoende diepgang. Ecologie was nog niet uitgevonden. Na lang vergaderen met alle belanghebbenden werd een polderpeil vastgelegd, waarop het waterniveau in de sloten het hele jaar zoveel mogelijk moest worden gehandhaafd. Een statische benadering, terwijl de toestand en belasting van een polder erg dynamisch is over de verschillende seizoenen. Met onze huidige kennis zouden we dit waterbeheer simpel en conservatief noemen.
Als we echter naar het huidige waterbeheer kijken, is er niet veel veranderd. Er wordt tegenwoordig weliswaar een winter- en een zomerpeil gehandhaafd om de toestand van het systeem te beïnvloeden, maar die zijn nog steeds statisch gedurende zes maanden en houden geen rekening met de belasting. Ook op grotere schaal werkt het ‘polderen’ nog altijd door. Als een belanghebbende van respectievelijk de Rotterdamse haven, een natuurvereniging, een drinkwaterbedrijf en binnenvaart tot een compromis moeten komen, liggen achterliggende gedachten en uitgesproken woorden vaak ver uit elkaar. Zo zijn de respectievelijke gedachten: ’De Rotterdamse haven moet wereldtop blijven’; ‘Als het maar beter wordt voor de dieren’; ‘In de zomer stijgt het zoutgehalte van mijn innamewater nu al flink, dat verzouten leidt misschien tot problemen’; ‘Nederland moet een belangrijk binnenvaartland blijven’, terwijl de woorden wat anders zeggen: ‘De Maeslantkering mag NOOIT dicht, alleen als er extreme storm op zee is!;, ‘ALLE menselijke (ingenieurs) ingrepen zijn onnatuurlijk en moeten worden vermeden!’; ‘Houd alles maar VOLLEDIG zoet!’; ‘De diepte in de rivieren moet ALTIJD minimaal het grootste type schepen kunnen faciliteren!’
Het moge duidelijk zijn dat het resulterende compromis suboptimaal zal zijn. Een veel betere benadering van onderhandelen is het duidelijk stellen van de eigen wensen en acceptatiegrenzen, zonder directe uitspraken te doen over het waterbeheer: ‘Ik wil als haven nu en in de toekomst winstgevend zijn’; ‘Ik wil dat er voldoende dynamiek in het systeem zit voor een gezond ecosysteem’; ‘Het water dat ik inneem moet boven de zoutgehaltenorm van ongeveer 2 g/kg blijven’; ‘Stremmingen moeten zoveel mogelijk vermeden worden’. Het waterbeheer krijgt dan een veel grotere oplossingsruimte, maar wordt wel complexer.
Juist voor het vinden van de beste oplossing op ieder moment, gegeven de toestand en belasting van het watersysteem, kunnen we met de huidige optimalisatietechnieken prima uit de voeten. Daarvoor hebben we krachtige computers die, gegeven de wet van Moore, over 40 jaar 2 tot de macht 20, oftewel meer dan een miljoen keer krachtiger zijn dan nu. We zitten dan in het belangrijke jaar 2050, waarop nu klimaatmitigerende maatregelen worden getoetst. Dan zullen sensoren, nauwkeurige voorspellingsmodellen met een horizon van tien dagen en slimme computers vanuit een centrale locatie, alle sluizen en pompen in het hoofdwatersysteem van Nederland in samenhang aansturen.
Deze Water Prediction And Control Technology (WaterPACT) gaat in de komende 40 jaar een belangrijk vakgebied worden. Het is dé manier om met bestaande infrastructuur, dus goedkoop, het Nederlandse waterbeheer veiliger, efficiënter en adaptief te maken.”
Peter-Jules van Overloop (1969) is Universitair Docent Operationeel Waterbeheer aan de Technische Universiteit Delft en internationaal expert op het gebied van de toepassing van meet- en regeltechniek in het waterbeheer.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in het juni 2010-nummer van TBM Quarterly
van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft nav
het seminar Watermanagement, Bestuur en Beleid dat eerder dit jaar
plaatsvond.
‘Het is hoog tijd voor een grensoverschrijdende aanpak’
Prof. ir. Joost Schrijnen
‘Nooit eerder was waterbeheer en -beleid zo spannend als nu. Mijn benadering is vooral gebiedsgericht; als stedebouwkundige zit dat nu eenmaal in mijn bloed. Ook juich ik een intergouvernementele toenadering (multilevel governance) en intersectorale aanpak toe. Bij zeer omvangrijke projecten – en daar hebben we het hier over – is er altijd sprake van samenwerkende overheden. Je kunt niet anders dan intergouvernementeel handelen.
De spannende vraag is nu hoe we dit qua beleid kunnen invullen. Het Nationaal Deltaprogramma gaat immers over de lange termijn van waterveiligheid en zoetwateraanpak. Dat stelt condities aan de invulling van de ruimtelijke ordening in heel Nederland. Dat is enorm, maar tegelijkertijd ook een geweldige kans, voor jaren! Nederland is uniek in de wereld: we zijn het eerste land dat zo integraal nadenkt over de toekomst met het oog op klimaatveranderingen. Het is daarbij van belang dat we kalm blijven en ons niet laten meeslepen door de waan van de dag. We moeten ons voorbereiden op mogelijke toekomsten, beïnvloed door klimaatveranderingen in de toekomst. Het beleidsantwoord moet dus zeker ook over bewustzijn gaan.
Zekerheden creëren
Nederland is een klein landje, maar speelt een uiterst belangrijke rol. Immers, in onze Delta komen alle economische belangen in Noord-West Europa bij elkaar. Het is dus aan ons om zekerheden te creëren, tot op het laagste bestuurlijke niveau. Dat is bijvoorbeeld nodig om ruimtelijke investeringen van grote bedrijven zoals Shell, maar bijvoorbeeld ook van horecagelegenheden aan het water, zeker te stellen. Geen investeringen zonder duidelijkheid!
Belangrijk in deze is dat de overheid meer dan ooit de verantwoordelijkheid neemt. Dat is evident. Zij moet een handelingsperspectief schetsen, met intergouvernementeel draagvlak – anders gaat het fout. Mijns inziens gaan we dan ook een nieuwe fase in, waarin onze intellectuele vaardigheden, ja zelfs ons menszijn zwaar op de proef wordt gesteld. We moeten boven onszelf uitstijgen en alles over grenzen heen durven doen. Overigens ben ik wat dit betreft een leerling van professor Geert Teisman, Hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit.
Er ligt dus een spannende uitdaging voor ons, maar ik vind dat we al aardig aan het leren zijn.
Grensoverschrijdend
Het is van cruciaal belang dat de TU Delft het grensoverschrijdende vraagstuk begrijpt en daar adequaat op inspeelt, zodat ingenieurs niet alleen ingenieurs zijn. Natuurlijk ben ik blij dat ingenieurs hun vak goed verstaan; daar is geen twijfel over mogelijk. Neem de aanleg van de Noord/Zuidlijn, daar zijn enorme verantwoordelijkheden mee gemoeid. Desondanks dring ik erop aan dat ingenieurs het grensoverschrijdende aspect begrijpen, zodat zij hun vak ten volle kunnen benutten.’
Joost Schrijnen (1947) is Praktijkhoogleraar Ruimtelijke Planning en Strategie bij de TU Delft. Daarnaast is hij programmadirecteur van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta. Eerder was hij directeur Structuurvisie Almere 2030+, Directeur Ruimte en Mobiliteit bij de Provincie Zuid-Holland en Directeur Stadsontwikkeling bij de gemeente Rotterdam.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in het juni 2010-nummer van TBM Quarterly
van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft nav
het seminar Watermanagement, Bestuur en Beleid dat eerder dit jaar
plaatsvond.
‘Waterbeheer is van levensbelang’
Ir. Annemieke Nijhof MBA
‘Nederland ligt in een delta. Zonder goed watermanagement zou het een voortdurend geven en nemen zijn van water en (duur verworven) land. Het is dus van levensbelang dat we onze waterhuishouding goed op orde hebben. Daarnaast is het water volop in beweging, op verschillende schaalniveaus. Er zijn veel partijen op diverse levels mee gemoeid. Ook daarom hebben we een goed geolied, efficiënt opererend systeem nodig.
Er liggen echter bedreigingen op de loer. Bijvoorbeeld dat Rijkswaterstaat en de Waterschappen het waterbeheer zo perfect organiseren en uitvoeren dat niemand er iets van merkt. De samenleving stelt zelfs ter discussie of al die instanties en investeringen wel nodig zijn. Maar hoe maken we, zonder mensen angst aan te jagen, duidelijk dat je op dit gebied nooit klaar bent? De boodschap is dubbel. We zijn er trots op dat de burger zoveel vertrouwen heeft in ons waterbeheer. Anderzijds is het onderwerp niet top of mind; een sluipmoordenaar. Als er gaten in het asfalt ontstaan door vorst merken we dat meteen en wordt er direct actie genomen. Maar als wij keringen afkeuren is er geen tijdstermijn geregeld in de wet en gaat er zomaar tien jaar voorbij.
De waterproblematiek in ons land is, net als in de rest van de wereld, groot. De zeespiegel stijgt, wat zeer zorgwekkend is, maar er zijn ook gevaarlijke veranderingen in de afvoer van water via de rivieren. Feitelijk bedreigt het water ons land via de voor- en de achterdeur! Tegelijkertijd zien we een dreigend tekort aan zoetwater als gevolg van verminderde neerslag en verzilting van de bodem. De gebruikers van dit water zijn bovendien in felle concurrentie met elkaar. Er spelen dus veel tegengestelde belangen.
Toch ben ik hoopvol gestemd. Zo ben ik heel blij dat Nederland een Deltawet, een Deltaprogramma, een Deltafonds en een Deltacommissaris heeft. Daar zet ik vol op in, zodat de aandacht voor waterveiligheid is geborgd. We moeten een catastrofe vóór zijn, zodat ook onze kinderen kunnen zeggen dat zij van nà de watersnoodramp zijn. Mijn tweede grote ambitie is het verbinden van de watersector met andere werelden. Ik wil meer mensen bewust maken van wat waterbeheer behelst en wat een prachtig vak het is. Ook (TBM)-studenten zou ik willen uitnodigen voor watermanagement te kiezen. Voor ambitieuze, creatieve mensen liggen er volop kansen!
Een van mijn diepere drijfveren om in het publieke ambt te werken, is dat solidariteit en duurzaamheid leidende beginsels zijn. Ik streef er echter naar deze publieke opgave op een nieuwe manier in te vullen: ik vind dat je beleid niet vanachter een bureau kunt bedenken, maar open moet staan voor de samenleving en de processen daarin. We moeten op zoek naar verbinding met de maatschappij en ik wil bijdragen aan die houdingsverandering. Datzelfde zou ik ook in de zorg willen doen, ware het niet dat water zo fascinerend is. Het is een onomstreden publiek terrein. Als de overheid niets doet, loopt het land over. Zo simpel is het.”
Annemieke Nijhof (1966) is Directeur Generaal Water bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Eerder was zij onder meer Raadadviseur van premier Balkenende inzake Ruimtelijke Ontwikkeling, Duurzaamheid en Milieu.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in het juni 2010-nummer van TBM Quarterly
van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft nav
het seminar Watermanagement, Bestuur en Beleid dat eerder dit jaar
plaatsvond.
Waterbeheer en politiek
Prof. dr. Sybe Schaap
‘Wie de verkiezingsprogramma’s doorleest merk dat het waterbeheer weinig belangstelling geniet, het waterschap des te meer. De hype vermindering van de bestuurlijke drukte legt de bestuurlijke autonomie van deze bestuurslaag weer eens onder vuur. Onderbrenging bij de provincies is de meest genoemde optie. Bezuinigingen en efficiency zal dit niet opleveren, de bestuurlijke drukte zal niet afnemen. Veeleer is hier sprake van een ondoordachte poging tot daadkracht. Ook al is deze move nauwelijks uitvoerbaar, ze demonstreert wel een riskante trend: de politisering van het waterbeheer. De algemene democratie (rijk en provincie) probeert greep te krijgen op de aloude functionele. Onvervalst machtsdenken, met als risico het veronachtzamen van een vitaal deel van onze infrastructuur: de veiligheid en leefbaarheid van ons land. Een paar punten.
Allereerst het risico van geforceerde bezuinigingen. Het regionale waterbeheer zou kunnen worden meegezogen in wat ook de ‘natte’ beheerstak van Rijkswaterstaat is overkomen: het wegvallen van eigen beheerskennis, evenals uitstel van investeringen en onderhoud. Waterbeheer vraagt een bestuurscultuur die zich richt op planmatig werken over lange termijnen; vergelijk het tijdsperspectief van het Deltaprogramma.
De algemene democratie heeft te weinig aandacht voor lange termijnen. Vandaar achterblijvende investeringen in infrastructuur, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Nederland op korte termijn krijgt politieke aandacht, de lange termijn scoort niet.
Daarom moet ook het waterschapsbestuur weer gedepolitiseerd worden; er wordt al te veel over tarieven gediscussieerd en te weinig over lange termijn rendement. Daarbij mag ook de natte poot van Rijkswaterstaat in waterschapsverband worden geplaatst, inclusief financiering via een omslag. Samenvoegen van waterschappen en provincies verplaatst de financiering van het waterbeheer naar het provinciefonds; en dat begint met kortingen.
Er loert nog een risico als het waterschap als autonome institutie verdwijnt. Wat dan dreigt, manifesteert zich thans wereldwijd: een verkeerde relatie van waterbeheer en ruimtelijke ordening. Overal domineert de ruimtelijke ordening de agenda en is het waterbeheer de zwakke, volgzame partij. Bij overname van de waterschapsbevoegdheden door de provincies dreigt hetzelfde: onderschikking van het waterbeheer aan belangen die de ruimtelijke ordening domineren. Overal wordt het waterbeheer gedwongen zich aan te passen aan dictaten van andere belangen, zoals projectontwikkeling en natuurdoelstellingen. Een heilzame dualiteit van water en ruimtelijke ordening, met geborgde bevoegdheden voor het waterbeheer, zal worden uitgehold.
Na 1995 en 1998 had het waterbeheer nu net een positie verworven die grote schade door een onverantwoorde ruimtelijke planning moest voorkomen. Het Westland kon voorheen rustig worden volgebouwd, waterberging was een vreemd woord. Bedenk hoe de bypass van de IJssel bij Kampen ingepland zou zijn als het waterschap aldaar geen krachtige positie had gehad. Wereldwijd drijven grote risico’s voor de veiligheid en leefbaarheid er nu juist toe zelfstandige regionale waterautoriteiten in te stellen, naar Nederlands voorbeeld. Het is te hopen dat staatkundig inzicht en staatsrecht een onverantwoorde politieke hype kunnen weerstaan.’
Sybe Schaap (1946) is Hoogleraar Water Policy & Governance bij de TU Delft. Sybe Schaap is sinds 2007 lid van de VVD-fractie in Eerste Kamer. Hij was tot 2010 dijkgraaf van Waterschap Groot Salland en voorzitter van de Unie van Waterschappen.
Dit opiniestuk is gepubliceerd in het juni 2010-nummer van TBM Quarterly van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft nav het seminar Watermanagement, Bestuur en Beleid dat eerder dit jaar plaatsvond.
International Crises and the value of Global System Dynamics
Lord Professor Julian Hunt – Visiting Professor at Delft University of Technology
This article was published on Reuters The Great Debate UK on June 15th 2010
In
their different ways, the disruption and damage caused by the ongoing
Icelandic Volcano eruption, and the major oil leak in the Gulf of
Mexico, have underlined how low-probability events can wreak havoc
locally and across the world.
Both events underline the
continuing need for well-established crisis response by international
bodies. Risk assessments taking into account all the diverse scientific
and social interactions should enable the public and private sector to
prepare in advance.
• Although international procedures by UN
bodies for dealing simultaneously with volcanic eruptions, meteorology
and aviation had been agreed and tested at a technical level since the
1990s, the disruption caused by the Icelandic volcano led EU Transport
Ministers call for quicker and more coordinated reaction to such crisis
situations.
• In the Gulf of Mexico, the ‘unprecedented
environmental disaster’ from the oil spillage shows the need for
environmental risk assessment as much as economic risks now being
considered in the context of the volcano.
While the volcano
and oil spills have causes and consequences that can be explained in
terms of earth science, engineering, ecology and economics, other
disruptive events with rapid global impacts can result simply from
people’s actions – notably the fall of Lehman Brothers and the
September 11, 2001 terrorist attacks.
Taken as a whole, the
growing global attention being paid to these types of urgent,
international, complex and inter-connected problems have led a group of
scientists, working with policymakers from the European Commission, and
the private sector, to collaborate in new ways to explore how they
could be dealt with more effectively in future.
Particular
emphasis is being paid to global system dynamics when they are applied
to making decisions, consulting with the public and identifying
critical research problems for the future. Essentially these systems
involve data input and output, models, networking with other systems
and decision making. The role of feedback through public consultation
is an essential but poorly understood part of the process.
From
philosophical and multi–disciplinary beginnings in the 1920’s,
applications of systems methods for industry and defence began in the
1940s. With the emergence of regional and global environmental
problems of pollution, concerns about the devastating effects of
nuclear war, planning the future resources of the planet, and then
dealing with climate change, the global systems dynamics approach with
ever growing computer power has become the only method available for
policy making, with of course a thorough going involvement of social
sciences.
Systems analysis is not yet the accepted method for
managing financial crises, but it is suggesting some of the
instabilities that have contributed to the most recent international
recession. This could be a valuable tool for developing regulation
policies for the highly computerised financial networks.
Can
global systems science provide insights and quantitative methods to
policy makers, beyond the usual, but essential, approaches of
cost-benefit, political factors (which may be quite scientific such as
the use of focus groups), historical example and crisis response
planning?
One answer comes from several private sector
entities which are employing dynamic, time varying computer models of
present and future behaviour of the natural, technological and social
components of activities or organisations. For instance, the French
utility company Veolia uses system models to discuss policy options
with city authorities. In this case, the requirement for integrated
civic policies has meant that the system models had to be integrated.
These
practical demonstrations provide lessons for how public organisations
and politics can apply the systems approach in their domain. Guide
books and road maps are already being written to promote this
development through a project funded by the European Commission.
Information
technologies are playing a key role in establishing the enhanced
interfaces and appropriate communication channels needed between
science, policy and society. A recent development of highly focused
data provision is the use of Twitter by environmental agencies to send
out topical warning messages.
Technical advances in
information science are going beyond software engineering, model
specification and formal methods to address the inherent speed limits
for man-machine interactions, which when exceeded can cause so-called
‘flash-crash’ disruptions in the financial markets.
There are
also other limits to the complexity and size of the models that are
used. Firstly system models that rely on the gathering and managing
of large scale, heterogeneous sets of diverse data use ever larger and
more energy consuming computing capacity. Will the current
requirements of 5-7 MW in the largest centres keep on increasing?
Secondly,
as computer programmes become larger and more complex, their
reliability can become questionable since the only evidence that they
are correct is verified by the highly skilled, but unsystematic process
of looking at the results of thousands of calculations and studying
their patterns. Computer science has not yet been able to find a
fool-proof proof!
Social and political aspects in the gathering,
analysis and dissemination of data also have to be recognised. For
social administration and security systems, intrusive searching for
data must be minimised, which means that the most advanced ICT methods
are needed for the most efficient use of data for analysis and decision
making.
Political negotiations about climate change and the
controversies about the scientific data have highlighted the need for
wide communication of the policy process and about different sources
and methods of analysis of data. Without this openness and public
trust, systems based decisions will always be suspect.
The challenge for science is therefore two-fold: to advance modeling of global systems
and to engage with novel forms of interaction with policy, with regard to problems that
span
from local to global decision-making. Global research initiatives are
underway leading to data, with new ICT and remote sensing methods, and
development of models in diverse global contexts such as city systems,
conflicts between societies and nations, water and food security,
climate change impact, and the dynamics and regulation of financial
systems.
As global systems science becomes more directed towards policy making, research and practice it is focusing on:
•
Understanding and explaining better how the ways that individuals and
organisations deal with issues that can be described by the methods of
systems analysis. The next step is to use the basic steps of data,
modeling, and communication/consultation to make improvements noting
that there are many levels of complexity and cost and consultation.
These steps can be effective from giving conceptual and qualitative
advice to providing massive quantitative policy recommendations derived
from extensive computation.
• Developing techniques and
concepts for systems approaches to: (a) assist integrated policy
making such as managing complex crises or the connected energy,
environmental and resource aspects of sustainable development
strategies; and (b) to predict the dynamical behaviour of different
types of organisation, which for example can depend on how its parts
are connected, or how events in the system develop in time; sometimes
chaotic fluctuations are followed by sudden changes, as occurs in
organisational as well as volcanic eruptions and in the pattern of
communications chatter before critical events.
Arguably, the
world of science and decision making should be encouraged by the
growing and open collaboration between different disciplines from
economists to engineers and biologists in exploring new policies for
dealing with natural disasters and societal failures with their global
impacts. Many international organisations, both public and private,
are constructively involved. Serious disruption has resulted, but long
term physical and social disaster has been generally been averted.
In
dealing with the multi-decadal problem of global warming and wholesale
destruction of biodiversity, global systems analysis is even more
relevant as a framework for considering all the scientific,
technological and social interactions. In addition it is accepted as a
framework for specialists in countries with differing policies and
scientific understanding to discuss controversial issues, as was
evident at an EU-China seminar last May when China presented its policy
position very clearly.
Hopefully, if this approach is adopted
more widely, international scientific and political understanding will
improve and practical climate change measures will be agreed before it
is too late.
<!–
/* Font Definitions */
@font-face
{font-family:Wingdings;
panose-1:5 0 0 0 0 0 0 0 0 0;
mso-font-charset:2;
mso-generic-font-family:auto;
mso-font-pitch:variable;
mso-font-signature:0 268435456 0 0 -2147483648 0;}
@font-face
{font-family:SimSun;
panose-1:2 1 6 0 3 1 1 1 1 1;
mso-font-alt:宋体;
mso-font-charset:134;
mso-generic-font-family:auto;
mso-font-pitch:variable;
mso-font-signature:3 135135232 16 0 262145 0;}
@font-face
{font-family:TimesNewRoman;
panose-1:0 0 0 0 0 0 0 0 0 0;
mso-font-charset:0;
mso-generic-font-family:roman;
mso-font-format:other;
mso-font-pitch:auto;
mso-font-signature:3 0 0 0 1 0;}
@font-face
{font-family:"@SimSun";
panose-1:2 1 6 0 3 1 1 1 1 1;
mso-font-charset:134;
mso-generic-font-family:auto;
mso-font-pitch:variable;
mso-font-signature:3 135135232 16 0 262145 0;}
/* Style Definitions */
p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal
{mso-style-parent:"";
margin:0cm;
margin-bottom:.0001pt;
mso-pagination:widow-orphan;
font-size:11.0pt;
font-family:"Times New Roman";
mso-fareast-font-family:"Times New Roman";
color:black;
mso-fareast-language:EN-US;}
@page Section1
{size:612.0pt 792.0pt;
margin:72.0pt 90.0pt 72.0pt 90.0pt;
mso-header-margin:35.4pt;
mso-footer-margin:35.4pt;
mso-paper-source:0;}
div.Section1
{page:Section1;}
/* List Definitions */
@list l0
{mso-list-id:8066438;
mso-list-type:hybrid;
mso-list-template-ids:-1140787446 67698689 134807555 134807557 134807553 134807555 134807557 134807553 134807555 134807557;}
@list l0:level1
{mso-level-number-format:bullet;
mso-level-text:;
mso-level-tab-stop:none;
mso-level-number-position:left;
text-indent:-18.0pt;
font-family:Symbol;}
@list l1
{mso-list-id:1452018777;
mso-list-type:hybrid;
mso-list-template-ids:-361434706 67698689 67698691 67698693 67698689 67698691 67698693 67698689 67698691 67698693;}
@list l1:level1
{mso-level-number-format:bullet;
mso-level-text:;
mso-level-tab-stop:36.0pt;
mso-level-number-position:left;
text-indent:-18.0pt;
font-family:Symbol;}
ol
{margin-bottom:0cm;}
ul
{margin-bottom:0cm;International Crises and the value of Global System Dynamics
A Turning Point Has Been Reached In the Gulf of Mexico, But This Crisis Will Still Transform The Oil Industry
Kees Willemse, Professor of off-Shore Engineering, Delft University of Technology
This article also appeared on Reuters The Great Debate UK on June 11th, under the heading ‘BP Gulf of Mexico crisis will transform the oil industry’
The news that a huge metal cap has been successfully placed over several of the leaking oil vents at the Deepwater Horizon site marks a potential turning point in the Gulf of Mexico crisis. It is already estimated that some 10,000 of the 12,000-19,000 barrels of oil that are spilling out each day into the ocean are being captured and diverted to ships on the sea surface. Barring further setbacks, it is expected that the percentage of captured oil will be progressively increased over the next few days.
Despite this major engineering success, a complete end to the oil leakage is unlikely until new relief oil wells are completed – a drilling process that could take most of the Summer, and potentially into the Autumn. This is because the newly installed metal cap is unlikely, even in the best case scenario, to stop all of the oil spilling out.
In advance of the completion of the relief wells, a potentially major new complicating factor is the arrival of the hurricane season last week. The National Oceanic and Atmospheric Administration is already predicting between 8 and 14 hurricanes this season, with perhaps a similar number of smaller storms, any of which could complicate (or indeed force a postponement) of the ongoing mitigation and clean-up activities in and around Deepwater Horizon.
Although the leakage will therefore continue for weeks to come, and the clean-up operations will take even longer, it is already clear that the disaster will herald a transformation in the oil industry by:
– Signaling a new re-regulatory era, especially in the United States, including the new six month moratorium on offshore drilling announced last month by US President Barack Obama. Authorities around the North Sea are also reasserting their positions.
– This will be paralleled by movement by the industry towards a new paradigm which, as is explored later in this article, may potentially require companies to adopt new operating models and much better engineering expertise of how to manage and mitigate disasters when they occur, especially in hard-to-reach oil in deep waters. As BP CEO Tony Hayward has asserted, ‘After the Exxon Valdez spill in 1989, the industry created the Marine Spill Response Corporation to contain oil on the sea surface… The issue now will be to create the same sub-sea response capability’.
The crisis is now officially the worst US spill in history, with between 500,000 to 800,000 barrels estimated to have leaked out into the Gulf of Mexico as of May 31. While still dwarfed by the largest ever off-shore leakage of oil (an estimated 3,300,000 barrels in 1979) at Ixtoc-1 in the Gulf of Mexico’s Bay of Campeche, Deepwater Horizon is now at least twice as large a spillage as the 260,000 barrels estimated to have polluted the shores and caused major environmental damage in Alaska following the Exxon Valdez disaster in 1989, although it should be realised that the crude oil of that vessel was considerably worse for the local environment.
Hence, the reason why Obama re-asserted last week that Deepwater Horizon will be the ‘worst environmental disaster of its kind’ in US history.
With US mid-term congressional elections fast approaching in November, a regulatory clampdown upon the oil drilling industry appears likely. However, re-examining the regulatory framework is just one part of what is now needed. In addition, much more emphasis should also be placed upon enhancing safety technology, and engineering expertise and preparedness of how to manage and mitigate disasters when they do occur, especially in hard-to-reach oil in deep waters.
On the safety technology side, we will need, in particular, to improve blow-out preventer technologies. It is also likely that more than one of these blow-out devices will be needed at major sites in the future. Had a second blow-out preventor been in place at Deepwater Horizon, it is possible that the current disaster could have been completely averted.
What is also badly needed is better management and mitigation preparation for sub-sea disasters. Much of the equipment that was used in the various attempts to stem the oil flow was hastely designed on the spot and whilst the well was blurting out the oil in huge quantities. Hence, the reason why BP CEO Tony Hayward candidly asserted that his firm ‘did not have the tools you would want in your tool kit’ to respond faster to the crisis.
That the necessary expertise and preparedness has been lacking is reflected in the fact, for instance, that workers have needed to experiment with new technologies and devices such as the five-storey, 100 tonne containment dome which unsuccessfully was used to act as a giant funnel, collecting and piping the oil to the sea surface. Before Deepwater Horizon, this procedure had only been used at much shallower depths with much lower pressures. There is now an urgent need for ‘before-the-event’ development and experimentation of this, and other techniques, in much deeper waters.
Meeting these ambitions head-on will require, in the words of Hayward, nothing less than a ‘paradigm change’ in the oil industry.
At a minimum, this will require all key industry parties (including exploration and production companies and drilling contractors, but also the engineers and researchers of the major universities with offshore expertise) to work together more closely to reduce the safety risks. However, it may also require a transformation in the oil industry business model which some assert has become excessively reliant on outsourcing important work to contractors.
For instance, while BP was in overall control of the Deepwater Horizon platform, responsibility for safety was shared with Transocean (which owned and operated the rig), Halliburton (which cemented the wall), and Cameron International (which manufactured the blow-out preventor). Reducing the risk of accidents in the future could involve moving towards a different model with less sub-contractors, or at least one company tasked with overall responsibility for safety.
Whether such an operating model transformation happens or not, this new safety reform agenda can only be cost-effectively achieved if the oil industry prioritises it. It is likely that the global public will settle for nothing less in the post-Deepwater Horizon world.