Categories

Disclaimer

De meningen ge-uit door medewerkers en studenten van de TU Delft en de commentaren die zijn gegeven reflecteren niet perse de mening(en) van de TU Delft. De TU Delft is dan ook niet verantwoordelijk voor de inhoud van hetgeen op de TU Delft weblogs zichtbaar is. Wel vindt de TU Delft het belangrijk - en ook waarde toevoegend - dat medewerkers en studenten op deze, door de TU Delft gefaciliteerde, omgeving hun mening kunnen geven.

Moeten we duurzaamheid integreren in het onderwijs?

Ellen van Bueren

Ellen van Bueren is Universitair Docent aan de TU Delft en editor van het leerboek ‘Sustainable Urban Environments: an Ecosystem Approach’ dat september 2011 bij Springer is verschenen. Deze tekst is de volledige versie van het opiniestuk dat in Cobouw is gepubliceerd onder de naam Duurzaamheid in onderwijs bijzaak (Cobouw, donderdag 22 september 2011)

Wereldwijd was het Green Building Week van 19 t/m 23 september 2011. Nederland deed dit jaar voor het eerst mee met de Dutch Green Building Week. Waarom was deze week eigenlijk nodig in Nederland? Weten we nog steeds niet hoe we duurzaam kunnen bouwen? Ja en nee, is het antwoord.  We weten het wel, maar we doen het niet, althans, we doen minder dan dat we kunnen. De kloof tussen koplopers en peloton, die al ten tijde van het kabinet Kok I werd geconstateerd, lijkt nog immer te bestaan in Nederland. En dat heeft ook te maken met de positie van duurzaamheid in ons onderwijs. Zolang duurzaamheid geen onlosmakelijk onderdeel uit maakt van ons onderwijs, kun je niet van studenten verwachten dat ze in hun werkzame leven die integratieslag wel maken. Maar zijn we al toe aan die integratie? En wat zijn de consequenties van zo’n integratie of het uitblijven daarvan? Verdient duurzaamheid een afzonderlijke plek in het onderwijs of moet het integraal onderdeel uitmaken van opleidingen? Dat is een vaak gestelde vraag onder docenten en onderwijsmanagers; een vraag die overigens niet alleen in het onderwijs wordt gesteld. Ook bij overheid en bedrijfsleven speelt deze vraag. Is duurzaamheid een add-on specialisatie die afzonderlijk moet worden geborgd in organisaties of is het een waarde die iedereen in de organisatie als vanzelf zou moeten respecteren? Het bestaansrecht van een afzonderlijke minister van milieu is vanuit deze gedachte al dikwijls betwijfeld; een discussiepunt dat vast heeft bijgedragen aan de recente inlijving van milieu en ruimte bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voor beide benaderingen – de specialistische en de geïntegreerde benadering – valt wat te zeggen.

In het hoger onderwijs heeft de aandacht voor milieu vanaf de jaren zeventig en tachtig vooral geleid tot specialistische opleidingen. De afgelopen jaren lijken universiteiten deze trend te willen keren, en geven de colleges van bestuur aan dat duurzaamheid onderdeel moet uitmaken van alle opleidingen. Het integreren van duurzaamheid in bestaande opleidingen is echter minder makkelijk dan het lijkt. In een artikel over dit onderwerp in 2010 in Open House International noemen Laure Itard en Maartje van den Bogaard een aantal redenen voor deze moeizame integratie, die te maken hebben met het onderzoeksobject ‘duurzame ontwikkeling’ – hier gemakshalve aangeduid met ‘duurzaamheid’.

• Duurzaamheid is niet eenduidig te definiëren

Maarten Hajer, nu directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, ontmaskerde begin jaren negentig al de magie van het concept ‘duurzame ontwikkeling’. Op abstract niveau heeft iedereen wel een beeld van wat duurzaamheid is en is vriend en vijand het er over eens dat het nastrevenswaardig is. Maar als het concreter wordt, als het opeens gaat over de renovatie van dat ene woonblok of over de bouw van dat nieuwe kantoor, dan blijken de tegenstellingen tussen verschillende waarden die duurzaamheid placht te overbruggen toch boven te komen drijven. Duurzaamheid wordt dan al snel een kwaliteit waarop bezuinigd kan worden, of er wordt gekozen voor een specifieke invulling van duurzaamheid, zoals de energieneutrale woning, zonder nog veel aandacht te hebben voor andere waarden die ook onder de noemer duurzaamheid worden geschaard, zoals een gezond binnenmilieu of gebruik van duurzame materialen.

• Duurzaamheid is niet eenduidig te meten

Een fenomeen dat niet eenduidig is te definiëren laat zich ook lastig meten. Hoe meet je leefbaarheid? Hoe duurzaam is een energieneutrale woning die alleen per auto kan worden bereikt? Hoe vergelijk je twee verschillende waarden? Hoe ga je om met tegenstrijdige prestaties op verschillende waarden? Voor het vergelijken van milieueffecten van verschillende materialen is de LevensCyclusAnalyse (LCA) ontwikkeld, maar deze methode is zeer tijdrovend en ingewikkeld om toe te passen, zowel in de praktijk als in het onderwijs. Daarom wordt vaak gewerkt met aannames en vuistregels, zoals dematerialisatie. Dit concept gaat er van uit dat gebruik van minder materialen beter is. Maar is een lichte stalen constructie, die zeldzame materialen bevat en tijdens productie zeer veel energie vereist, werkelijk beter dan een betonnen kolos waarvan de cementwinning en –productie het landschap vaak onherroepelijk verandert en veel CO2 uitstoot? Of het concept Design for Disassembly; dit gaat ervan uit dat gebruik van materialen niet erg is als je de materialen, liefst zonder energieverslindend bewerkingsproces, kunt hergebruiken. Maar wat te doen als er geen markt (meer) is voor de onderdelen van ontmantelde bouwwerken? Bijvoorbeeld omdat de wettelijke normen zijn veranderd, de business case niet sluitend is of dat er inmiddels betere technologieën of alternatieven voor handen zijn?

• Duurzaamheid is volop in ontwikkeling

Kennis over duurzaamheid is volop in ontwikkeling. Wat de ene dag als oplossing wordt gepresenteerd, wordt de volgende dag alweer bekritiseerd vanwege de onvoorziene effecten. Zo zijn biofuels weliswaar afkomstig van vernieuwbare bronnen, maar leidt de grootschalige verbouwing van deze gewassen tot monocultuur, verschraling van biodiversiteit, aantasting van ecosystemen en hogere voedselprijzen. En in hoeverre moeten we onze steden nog autovrij of autoluw maken nu de elektrische auto in opkomst is die lokaal geen emissies meer uitstoot? Hoewel dit maatschappelijk al snel tot wantrouwen of algehele desinteresse in het fenomeen duurzaamheid leidt, is dit voor het onderwijs nog niet zo zeer het grootste probleem. Het wordt ingewikkelder als we ons realiseren dat ook de methoden en modellen waarmee de milieueffecten van duurzaamheid inzichtelijk worden gemaakt nog volop in ontwikkeling zijn. Zo kan een herziening van een LCA methode of een actualisatie van de onderliggende database leiden tot uitkomsten die haaks staan op eerdere bevindingen. Wetenschappers uit gevestigde monodisciplinaire wetenschappen hebben vaak moeite met dit soort vormen van voortschrijdend inzicht, die – hoe valide en legitiem ook – al snel overkomen als wetenschappelijk gerommel en schril afsteken bij de uitgekristalliseerde methoden en technieken die zij in hun eigen vakgebied hanteren en doceren aan hun studenten.

Gespecialiseerde opleidingen zijn begrijpelijk en wenselijk

Gelet op bovenstaande redenen is het niet verwonderlijk dat duurzaamheid in het onderwijs vooralsnog vooral in afzonderlijke opleidingen wordt aangeboden. In deze opleidingen is er voldoende tijd om in te gaan op ontwikkelingen in de wereld, stil te staan bij methodologische onzekerheden en uitdagingen, en een multidisciplinaire insteek te kiezen om verschijnselen met een zo passend mogelijk theoretisch en methodologisch raamwerk te bestuderen en te leren begrijpen.
De dynamiek en focus van het vakgebied duurzaamheid verschilt al met al sterk van die de monodisciplinaire vakgebieden die – in vergelijking met duurzaamheidsgeoriënteerde opleidingen – redelijk vastomlijnde curricula hebben die hun waarde voor de arbeidsmarkt hebben bewezen. In tijden van steeds verdergaande efficiency doelstellingen van het hoger onderwijs is het dan ook begrijpelijk dat opleidingsdirecteuren niet staan te springen om duurzaamheid expliciet een plek te geven in het onderwijs. Dat vergt aanpassingen in het curriculum en bijscholing van de docenten.

Afzonderlijke borging van duurzaamheidsbelang noodzakelijk

Vooralsnog zullen we onze kennis over duurzaamheid dus moeten betrekken van daartoe gespecialiseerde opleidingen. Afgezien van de vraag of dat erg is, heeft dit een belangrijke consequentie voor de wijze waarop organisaties, publiek en privaat, de transitie naar duurzaamheid willen maken. Het gros van de studenten wordt nog altijd opgeleid op opleidingen waarin weinig aandacht is voor duurzaamheid. We moeten ons ervan bewust zijn dat het integreren van duurzaamheid in ons denken en doen in de praktijk waar al deze opgeleide mensen aan het werk gaan, niet vanzelf zal gaan. Zolang  duurzaamheid voor de meeste studenten iets is wat erbij komt, iets waarover ze zelf niet al te veel leren, zullen zij ook in hun latere loopbaan een beroep moeten doen op experts op dit gebied en zijn zij gebaat bij afzonderlijke borging van duurzaamheid in organisaties en in besluitvorming.

Kloof tussen koplopers en peloton blijft

Voor duurzaam bouwen betekent dit dat de kloof tussen koplopers en het peloton voorlopig zal blijven bestaan en activiteiten als de Green Building Week zijn noodzakelijk om innovaties te laten doorsijpelen naar de grote groep van welwillende, maar op het gebied van duurzaamheid grotendeels onkundige en onervaren organisaties.

Be Sociable, Share!

2 comments

Duurzame Ontwikkeling is een lastig concept waardoor er hardnekkige misverstanden over blijven bestaan. Brundtland definieerde dat op de schaal van de aarde als geheel, en dan is het eenduidig dat er een probleem voor onze toekomst. Als je daarna echter afdaalt naar het niveau van een woning zijn er allerlei nadere articulaties van Duurzaamheid nodig om dat mondiale begrip hanteerbaar te maken: uitputting grondstoffen, materialen, gezond binnenklimaat, emissies, …etc.
Studenten moeten dat inzien dat dit soort grote begrippen als duurzaamheid niet eenduidig leiden tot een specifiek ontwerp. Daarvoor is apart ‘duurzaamheidsonderwijs’nodig. Als ze dat eenmaal inzien kunnen de afzonderlijke issues heel goed worden geintegreerd.
Maar hier geld ook een beetje: Waar iedereen verantwoordelijk voor is, voert uiteindelijk niemand uit. Met andere woorden: integrerenis goed, maar het mag vervolgens niet over de rand verdwijnen.

Kan het niet naast elkaar: aandacht voor duurzaamheid in de ‘reguliere’ curricula én specialistische duurzaamheidsopleidingen? Studenten zouden toch in elk geval moeten leren nadenken over duurzaamheid, over manieren om daartegen aan te kijken. De vraag bij duurzaam bouwen zou niet moeten zijn: ‘wel of niet?’ maar ‘ja-maar-hoe?’Aandacht voor duurzaam bouwen in het reguliere onderwijsprogramma doordringt studenten ook van de noodzaak van samenwerking met specialisten, waardoor duurzaamheid niet meer iets aparts blijft, iets buitenissigs, maar het proces van integratie in het gewone bouwen beter op gang komt.

Leave a Reply

© 2011 TU Delft